Liefde vanuit het hart

We hebben lief met ons brein en niet met ons hart. Het brein kan veranderingen ondergaan, liefde kan dat niet. Het brein kan zich schotvrij opstellen, liefde kan dat niet; het brein kan zich altijd terugtrekken, het kan iets of iemand uitsluiten, het kan persoonlijk of zakelijk worden. Liefde laat zich niet vergelijken en inperken. Ons probleem zit in dat wat we liefde noemen in feite tot het domein van het brein hoort. We vervullen ons hart met dingen uit de sfeer van het verstand en zo laten we dat hart altijd leeg en in afwachting.

Het is het brein dat zich vastklampt, dat afgunstig is, dat vasthoudt, dat iets kapot maakt. Ons leven wordt beheerst door de zenuwcentra van het lichaam en door het brein. Het is niet zo dat we liefhebben en het daar dan bij laten, nee, we hunkeren naar wederliefde; we geven om te ontvangen, dat is de vrijgevigheid van het verstand, niet die van het hart. Het brein zoekt altijd zekerheid, geborgenheid; maar is het brein in staat liefde het karakter van zekerheid te geven? Kan het brein, dat met al zijn vezels tot het domein van de tijd behoort, vat krijgen op de liefde, die haar eigen eeuwigheid is? Wat voor kunstgrepen het brein ook toepast, jij en ik zijn van elkaar gescheiden, al hebben we op een paar punten misschien contact; ik moet niet met jou één worden, maar ik moet innerlijk één worden. Die éénwording zal nooit het werk van het brein kunnen zijn; ze komt alleen tot stand als het brein volkomen stil is, omdat het aan het eind van zijn Latijn is.

Fragment uit het boek: Commentaar op het leven deel 1